Luchtvaartwet
Artikel 25
1
Bij algemene maatregel van bestuur worden voor bij die maatregel aan te wijzen luchtvaartterreinen de volgende uniforme grenswaarden vastgesteld voor de maximaal toegelaten geluidsbelasting door landende en opstijgende luchtvaartuigen:
a
één voor luchtvaartuigen met een toegelaten totaalmassa van ten minste 6000 kg dan wel minder dan 6000 kg maar meer dan 390 kg, voor zover dit hefschroefvliegtuigen betreft dan wel deze luchtvaartuigen gebruik maken van dezelfde aan- en uitvliegroutes als de luchtvaartuigen van ten minste 6000 kg, dan wel de vliegpatronen van deze luchtvaartuigen overeenkomen met die van luchtvaartuigen van ten minste 6000 kg en
b
één voor luchtvaartuigen minder dan 6000 kg, maar meer dan 390 kg, voor zover niet begrepen onder a.
2
De vaststelling van de grenswaarde bedoeld in het eerste lid, onder a, blijft achterwege indien de daarbij behorende zone bedoeld in artikel 25a geheel ligt binnen de grenzen van het luchtvaartterrein en voor dat luchtvaartterrein een zone behorende bij de grenswaarde bedoeld in het eerste lid, onder b, wordt vastgesteld. De vaststelling van de grenswaarde bedoeld in het eerste lid, onder b, blijft achterwege indien de daarbij behorende zone bedoeld in artikel 25a geheel ligt binnen de zone behorende bij de grenswaarde bedoeld in het eerste lid, onder a.
3
Bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld maximale waarden van geluidsbelasting boven de in het eerste lid bedoelde grenswaarden, ter bepaling van de toelaatbaarheid van zekere bestemmingen op gronden gelegen binnen de geluidszone.
4
De grenswaarde voor structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer in de nachtelijke periode is LAeq 26 dB(A). De nachtelijke periode wordt bij de aanwijzing krachtens artikel 23, eerste lid vastgesteld en beslaat een periode van zeven aaneengesloten uren tussen 23.00 uur en 07.00 uur plaatselijke tijd. Bij algemene maatregel van bestuur worden de luchtvaartterreinen aangewezen waarvoor deze grenswaarde vanwege het gebruik van die luchtvaartterreinen voor starts en landingen met luchtvaartuigen geldt.
5
Voorts worden bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van deze wet of de Woningwet (Stb. 1991, 439) in verband met het structureel uitgevoerd nachtelijk vliegverkeer voorschriften gegeven met betrekking tot de karakteristieke geluidwering van een uitwendige scheidingsconstructie die de scheiding vormt tussen een verblijfsgebied en de buitenlucht van een te bouwen woning en een te bouwen gezondheidszorggebouw. Daarbij wordt aangegeven op welk deel van het verblijfsgebied deze voorschriften betrekking hebben.
6
De voordracht voor de in het eerste, derde, vierde en vijfde lid bedoelde algemene maatregelen van bestuur wordt gedaan door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer na overleg met Onze Minister.
7
Over de wijziging van een waarde als bedoeld in het eerste lid vindt overleg plaats met de exploitant van het luchtvaartterrein waarvoor die waarde wordt gewijzigd alsmede met de gebruikers van luchtvaartuigen welke geregeld op dat luchtvaartterrein landen en daarvan opstijgen.
8
De voordracht voor een algemene maatregel van bestuur, waarbij een eerder vastgestelde waarde als bedoeld in het eerste lid wordt gewijzigd, wordt Ons niet gedaan dan nadat de betrokken commissie, bedoeld in artikel 28, gedurende een door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij de toezending van het ontwerp vast te stellen termijn in de gelegenheid is gesteld over dat ontwerp advies uit te brengen.
9
Het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het achtste lid wordt gelijktijdig met de toezending aan de commissie, bedoeld in artikel 28, overgelegd aan de Staten-Generaal.
Jurisprudentie bij dit artikel
- Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.
-
LJN BB0938, Eerste aanleg - enkelvoudig, AWB 06-7077
Rechtsoort
Bouwen
Datum uitspraak
31-05-2007
Status
gepubliceerd
Soort procedure
Eerste aanleg - enkelvoudig
Instantie
gepubliceerd
Rechtsoort
Rechtbank HaarlemDe rechtbank stelt vast dat het SBL 1981 noch het interimbeleid ten aanzien van de geluidsnormen bindende regels oplegde. Weliswaar werd een aanvang genomen om te komen tot definitieve geluidszonering, echter het interimbeleid behelsde "slechts" indicatieve geluidszones waarvan kon worden afgeweken ...